Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BI0868

Datum uitspraak2009-03-26
Datum gepubliceerd2009-04-14
RechtsgebiedSociale zekerheid
Soort ProcedureHoger beroep
Instantie naamCentrale Raad van Beroep
Zaaknummers08/5616 AKW
Statusgepubliceerd


Indicatie

Geen recht (meer) op kinderbijslag ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. Eiser heeft zijn bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn ingediend. Geen sprake van verschoonbare termijnoverschrijding.


Uitspraak

08/5616 AKW Centrale Raad van Beroep Enkelvoudige kamer U I T S P R A A K op het hoger beroep van: [Appellante], wonende te Thailand (hierna: appellante), tegen de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 26 augustus 2008, 08/850 (hierna: aangevallen uitspraak), in het geding tussen: appellant en de Raad van bestuur van de Sociale verzekeringsbank (hierna: Svb). Datum uitspraak: 26 maart 2009 I. PROCESVERLOOP Appellant heeft hoger beroep ingesteld tegen de aangevallen uitspraak. De Svb heeft van verweer gediend. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 26 februari 2009. Appellant is niet verschenen. De Svb heeft zich laten vertegenwoordigen door A.F.L.B. Metz . II. OVERWEGINGEN 1.1. Aan de aangevallen uitspraak, waarin appellante is aangeduid als eiseres en de Svb als verweerder, ontleent de Raad de volgende feiten en omstandigheden: “1.1. Bij primair besluit van 25 oktober 2007 heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij met ingang van het eerste kwartaal van 2008 geen recht op kinderbijslag heeft ingevolge de Algemene Kinderbijslagwet. Tegen dit besluit heeft eiser bij brief van 16 december 2007 bezwaar gemaakt. 1.2. Bij het bestreden besluit van 14 februari 2008 heeft verweerder het bezwaar niet-ontvankelijk verklaard overwegende dat eiser zijn bezwaarschrift buiten de bezwaartermijn heeft ingediend. Van een verschoonbare termijnoverschrijding is volgens verweerder geen sprake. 1.3. In beroep heeft eiser aangegeven dat hij niet tijdig van het primaire besluit op de hoogte was en derhalve niet binnen de bezwaartermijn bezwaar heeft kunnen maken. Eiser heeft in dit verband gewezen op zijn voortijdige vertrek uit de woning in [woonplaats], de ziekenhuisopname van zijn broer en de trage postbezorging in Thailand.” 1.2. Vervolgens heeft de rechtbank als volgt geoordeeld: “2.1.5. Eiser was in Nederland woonachtig op het adres [adres] in [woonplaats]. Op 29 augustus 2007 en 19 oktober 2007 heeft eiser aan verweerder meegedeeld dat hij in november 2007 naar Thailand zou gaan verhuizen en dat hij met ingang van 2 november 2007 het adres van zijn broer in Amsterdam als postadres zou gaan gebruiken. 2.1.6. Gelet op de door eiser meegedeelde informatie omtrent zijn verhuizing acht de rechtbank het juist dat verweerder het primaire besluit naar bovengenoemd adres van eiser in [woonplaats] heeft verzonden. Verweerder mocht er vanuit gaan dat eiser hier tot 2 november 2007 woonachtig was. Hieruit volgt dat het primaire besluit op de datum van datering op de voorgeschreven wijze aan het adres van eiser is bekendgemaakt. 2.1.7. De bezwaartermijn heeft derhalve een aanvang genomen op 26 oktober 2007 en de laatste dag waarop een bezwaarschrift kon worden ingediend was 6 december 2007. Gelet op de datering van het bezwaarschrift, zijnde 16 december 2007, heeft eiser het bezwaarschrift na afloop van de bezwaartermijn ter post bezorgd. Dit leidt de rechtbank tot de conclusie dat eiser het bezwaarschrift te laat heeft ingediend. 2.2.1. In artikel 6:11 van Awb is bepaald dat ten aanzien van een na afloop van de termijn ingediend bezwaarschrift niet-ontvankelijkverklaring op grond daarvan achterwege blijft indien redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiender in verzuim is geweest. (…) 2.2.2. Een termijnoverschrijding is mogelijk verschoonbaar indien de grond voor het te laat indienen niet voor rekening en risico van betrokkene komt, deze verder datgene heeft gedaan wat van hem in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mocht worden verwacht, en hij binnen een redelijke termijn na het wegvallen van die grond bezwaar heeft ingesteld. 2.2.3. De rechtbank is van oordeel dat de door eiser aangevoerde redenen voor de te late indiening van het bezwaarschrift voor zijn eigen rekening en risico komen en niet tot verschoonbaarheid van de termijnoverschrijding kunnen leiden. De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de gevolgen van het voortijdige vertrek van eiser uit zijn woning in [woonplaats] niet aan verweerder kunnen worden tegengeworpen nu verweerder in overeenstemming met de door eiser versterkte informatie omtrent de verhuizing heeft gehandeld. Voorts heeft de rechtbank in overweging genomen dat het, ongeacht de aannemelijkheid van de ziekenhuisopname, aan de broer van eiser was om ervoor te zorgen dat het primaire besluit naar eiser in Thailand werd doorgestuurd. De rechtbank heeft ten slotte in aanmerking genomen dat de gevolgen van een trage postbezorging in Thailand niet voor verweerder kunnen blijven. Het is aan eiser om adequate maatregelen te treffen opdat hij de voor hem bestemde post tijdig in Thailand ontvangt.” 2.1. In hoger beroep heeft appellant de in eerste aanleg aangevoerde gronden in essentie herhaald. 3.1. De Raad oordeelt als volgt. 3.2. De Raad kan zich geheel vinden in de uitspraak van de rechtbank en de daaraan ten gronde gelegde overwegingen, die de Raad tot de zijne maakt. Hetgeen appellant in hoger beroep heeft aangevoerd heeft de Raad niet tot een ander oordeel gebracht dan het in de aangevallen uitspraak neergelegde oordeel. 3.3. Uit het voorgaande volgt dat het hoger beroep vergeefs is ingesteld. 4. De Raad is van oordeel dat er geen grond bestaat om een van de partijen te veroordelen in de proceskosten als voorzien in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. III. BESLISSING De Centrale Raad van Beroep; Recht doende: Bevestigt de aangevallen uitspraak. Deze uitspraak is gedaan door H.J. Simon. De beslissing is, in tegenwoordigheid van M. Pijper, uitgesproken in het openbaar op 26 maart 2009. (get.) H.J. Simon. (get.) M. Pijper. RB